De Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken Joseph Bech was er rotsvast van overtuigd dat de buurlanden verenigd moest worden in economische en politieke partnerschappen, zoals de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Hij had in 1944 al meegewerkt aan de oprichting van de douane-unie van de Benelux tussen de regeringen in ballingschap van België, Nederland en Luxemburg, het land dat hij diende als minister.
Bech en zijn tijd
Bech zag de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal niet alleen als een manier een nieuw vreselijk conflict zoals de Tweede Wereldoorlog te voorkomen, maar ook als een gelegenheid voor zijn kleine land om zijn stempel te drukken op een nieuw Europa. Hij was er ook van overtuigd, zoals veel politici destijds, dat nauwe betrekkingen en sterkere banden ervoor zouden zorgen dat Europa zich niet opnieuw zou laten verscheuren.
Een visie voor Europa
In juni 1955 was Joseph Bech voorzitter van de Conferentie van Messina, die leidde tot het Verdrag van Rome waarmee de Europese Economische Gemeenschap, de voorloper van de huidige Europese Unie, tot stand kwam. Op deze conferentie stond een memorandum centraal dat de drie Benelux-landen hadden ingediend, waarbij Bech optrad als vertegenwoordiger van Luxemburg.
Joseph Bech tijdens een rede in Straatsburg in 1968
Joseph Bech in Straatsburg in 1968
Waarom wilden we onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog eigenlijk aan Europa gaan werken? We vonden dat we absoluut een nieuw Europa moesten creëren om in dat nieuwe kader Frankrijk en Duitsland tot verzoening te brengen.
Nu kunnen we vaststellen dat in ieder geval op dat gebied, dat toch van essentieel belang is omdat de vrede in Europa ervan afhankelijk is, er een Europese gedachte is ontstaan waarbij een van de beweegredenen, een van de doelstellingen van de strijd voor een verenigd Europa is bereikt.