EU-begroting
De EU-begroting combineert middelen op EU-niveau en zorgt ervoor dat EU-landen samen meer kunnen bereiken dan wanneer zij alleen zouden handelen, bijvoorbeeld door infrastructuur- of onderzoeksprojecten te financieren.
De EU-begroting wordt voornamelijk gebruikt voor investeringen en vormt een aanvulling op de nationale begrotingen. Het belangrijkste doel ervan is de groei en het concurrentievermogen op EU-niveau te stimuleren. De begroting wordt alleen gebruikt als het effectiever is om op EU-niveau initiatieven te nemen dan op lokaal, regionaal of nationaal niveau.
Zij financiert projecten en activiteiten met uiteenlopende doelstellingen:
- plattelandsgebieden en minder ontwikkelde regio’s ontwikkelen
- milieubescherming
- onderwijs en onderzoeksprogramma’s in de EU (Erasmus+ en Horizon Europa) ondersteunen
- de buitengrenzen van de EU beveiligen
- internationale ontwikkeling bevorderen
- mensenrechten bevorderen
Enkele voorbeelden van wat we met de EU-begroting bereiken
De EU-landen bereiken overeenstemming over een langetermijnbegroting voor meerdere jaren. Binnen dat kader wordt jaarlijks een begroting opgesteld en goedgekeurd, waarin de middelen worden toegewezen aan specifieke projecten, programma’s en behoeften, in overeenstemming met de langetermijnbegroting.
Langetermijnbegroting
De langetermijnbegroting, bekend als het meerjarig financieel kader (MFK), bepaalt de uitgavenprioriteiten en -limieten voor een aantal jaar. Daarin worden de jaarlijkse maximumbedragen voor de EU-uitgaven als geheel en de belangrijkste uitgavencategorieën vastgesteld. Het helpt de EU ook haar financieringsprogramma’s meerdere jaren van tevoren te plannen.
De huidige langetermijnbegroting loopt van 2021 tot 2027. Deze begroting is het resultaat van onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie.
Deze langetermijnbegroting, samen met NextGenerationEU (het fonds voor herstel na de coronacrisis), bedraagt ongeveer 2 biljoen euro in lopende prijzen.
Het onderhandelingen voor de langetermijnbegroting begint een paar jaar voordat de begroting daadwerkelijk wordt goedgekeurd.
De Commissie start het formele proces door een pakket voorstellen voor de volgende langetermijnbegroting in te dienen. Dit pakket bevat voorstellen voor:
- een wettekst (verordening) waarin wordt vastgesteld hoeveel de EU mag besteden (de “MFK-verordening”)
- een besluit waarin staat waar dat geld vandaan komt (het “eigenmiddelenbesluit”)
- wetgeving voor specifieke sectoren, die van toepassing is op alle EU-financieringsprogramma’s
De Raad van de EU (die bestaat uit ministers van de EU-landen) stelt zijn standpunt vast op basis van de voorstellen van de Commissie. Daarin wordt aangegeven op welke punten politieke sturing en prioritering van de EU-leiders nodig zijn. Dit helpt de EU-leiders bij het opstellen van ontwerpconclusies over het pakket. Dit biedt politieke sturing aan de belangrijkste onderdelen van de begroting, zodat de Raad zijn standpunt kan bepalen.
Het Europees Parlement neemt ook een standpunt in over de voorstellen van de Commissie.
Zodra alle partijen hun standpunt hebben bepaald, beginnen de onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad om tot overeenstemming te komen.
Zodra een akkoord is bereikt, wordt de langetermijnbegroting vastgesteld (goedgekeurd) volgens een “bijzondere wetgevingsprocedure”. Wat de 2 belangrijkste wetteksten betreft:
De verordening over het meerjarig financieel kader wordt vastgesteld nadat:
- de Raad het unaniem een is over het akkoord dat uit de onderhandelingen is voortgekomen
- het Europees Parlement de afronding het besluitvormingsproces goedkeurt (het Europees Parlement kan het standpunt van de Raad goedkeuren of afwijzen, maar niet wijzigen).
Voordat het eigenmiddelenbesluit in werking treedt, is het volgende nodig:
- unanieme overeenstemming in de Raad
- een advies van het Europees Parlement
- de goedkeuring van elk EU-land, volgens hun wettelijke voorschriften (bv. door het nationale parlement)
Indien nodig kan de langetermijnbegroting tijdens de looptijd ervan worden gewijzigd als zich ongekende en onverwachte nieuwe uitdagingen voordoen.
Dit was bijvoorbeeld het geval voor de periode 2021-2027 na de Russische invasie van Oekraïne, de hoge inflatie en rentevoeten en de uitdagingen in verband met migratie. Als gevolg daarvan heeft de Commissie in 2023 een herziening van de begroting voorgesteld en de Raad heeft dit voorstel vastgesteld, na goedkeuring door het Parlement in 2024.
Jaarlijkse begroting
Er wordt elk jaar een nieuwe jaarlijkse begroting uitonderhandeld en vastgesteld. In de jaarlijkse begroting staan de inkomsten en uitgaven voor het financiële jaar, binnen de grenzen die in de langetermijnbegroting zijn afgesproken.
De Commissie stelt een ontwerpbegroting voor waarover vervolgens wordt onderhandeld en overeenstemming wordt bereikt door het Europees Parlement en de Raad. De Commissie is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting.
Afhankelijk van het soort financiering kan de EU-begroting op verschillende manieren worden beheerd:
- gezamenlijk door de Commissie en nationale autoriteiten
- direct door de Commissie
- indirect door andere autoriteiten binnen of buiten de EU
De EU-landen en de Commissie zijn samen verantwoordelijk voor de uitvoering van ongeveer de helft van de begroting.
Onderhandelingen over en goedkeuring van de jaarlijkse begroting
Het Parlement en de Raad nemen gezamenlijk een besluit over de jaarlijkse begroting van de EU. Deze wordt opgesteld, onderhandeld en goedgekeurd in het jaar voorafgaand aan de uitvoering ervan.
- Uiterlijk op 1 juli sturen alle EU-instellingen hun schattingen naar de Commissie.
- Uiterlijk op 1 september dient de Commissie haar jaarlijkse begroting in bij het Parlement en de Raad. Deze is gebaseerd op de geldende MFK-verordening en de begrotingsrichtsnoeren voor het komende jaar. Meestal presenteert de Commissie de ontwerpbegroting al in juni.
- Uiterlijk op 1 oktober bepaalt de Raad zijn standpunt over de ontwerpbegroting (inclusief wijzigingen).
- Binnen 42 dagen neemt het Parlement zijn standpunt in (inclusief eventuele wijzigingen).
De volgende stappen afhankelijk van hoe en wanneer overeenstemming wordt bereikt.
Als het Parlement en de Raad het oneens zijn:
- wordt er een “bemiddelingscomité” met vertegenwoordigers van zowel het Parlement als de Raad gevormd. Zij hebben tot taak binnen 21 dagen nadat het Parlement zijn standpunt heeft vastgesteld met een gemeenschappelijk ontwerp te komen
- daarna hebben het Europees Parlement en de Raad 14 dagen om de gemeenschappelijke tekst goed te keuren of af te wijzen
Er zijn drie mogelijke uitkomsten:
- Indien het gemeenschappelijk ontwerp door zowel het Parlement als de Raad wordt goedgekeurd: wordt de begroting door het Parlement vastgesteld
- Als de Raad de gemeenschappelijke tekst afwijst: het Parlement kan de begroting nog steeds goedkeuren, maar alleen als minstens 60% van de leden van het Parlement vóór stemt.
- Als het Parlement en de Raad de gemeenschappelijke tekst afwijzen of het er niet over eens worden: is de begroting verworpen en moet de Commissie een nieuwe ontwerpbegroting indienen
Net als de langetermijnbegroting kan de jaarlijkse begroting worden gewijzigd om in te spelen op onverwachte omstandigheden of naar aanleiding van nieuwe informatie die nog niet beschikbaar was toen de Commissie haar voorstel indiende.
Dit kan de vorm aannemen van een “nota van wijzigingen” (als de begroting niet is goedgekeurd) of een gewijzigde begroting (tijdens de uitvoering). Zij volgen dezelfde regels als de langetermijnbegroting.
Tijdschema van de jaarlijkse begrotingsonderhandelingen
Meer informatie over hoe de jaarlijkse begroting wordt opgesteld