De euro is het meest tastbare bewijs van de Europese integratie. De euro gaat dagelijks door de handen van ongeveer 341 miljoen Europeanen en is daarmee de op een na meest gebruikte munt ter wereld. De voordelen worden meteen duidelijk als u naar het buitenland reist of op internet dingen koopt in een ander EU-land.
EU-landen die de euro gebruiken
Momenteel is de euro (EUR, €) de officiële munteenheid van 20 van de 27 EU-lidstaten die samen de eurozone vormen, officieel de eurozone genoemd.
Alle EU-landen behoren tot de economische en monetaire unie (EMU), maar 20 daarvan hebben ook hun nationale munt vervangen door één gezamenlijke munt, de euro. Deze EU-landen vormen samen de "eurozone".
Hieronder staan de EU-landen die de euro nog niet hebben ingevoerd, maar die lid van de eurozone worden zodra ze aan de voorwaarden daarvoor voldoen. De meeste daarvan zijn in 2004, 2007 of 2013, dus na de introductie van de euro in 2002, lid van de EU geworden.
Sommige EU-landen nemen niet deel aan bepaalde EU-beleidsterreinen omdat ze een uitzondering hebben bedongen op de EU-wetgeving of -verdragen. Denemarken heeft zo'n uitzondering gekregen voor het invoeren van de euro. Het land behield zijn eigen munt na de toetreding tot de EU.
Lid worden van de eurozone
Een EU-land kan pas lid worden van de eurozone als het aan de zogenaamde convergentiecriteria voldoet.
Deze bindende economische en juridische criteria zijn vastgelegd in het Verdrag van Maastricht van 1992. Ze worden daarom ook wel de "criteria van Maastricht" genoemd. Alle EU-landen, behalve Denemarken, moeten de euro invoeren en lid van de eurozone worden zodra zij aan deze criteria voldoen.
Het Verdrag schrijft geen tijdschema voor toetreding tot de eurozone voor. De EU-lidstaten bepalen zelf de strategie om aan de voorwaarden voor de invoering van de euro te voldoen.
De Europese Commissie en de Europese Centrale Bank beslissen samen of een EU-land aan de voorwaarden voor invoering van de euro voldoet. Ze gaan na hoeveel vooruitgang het betrokken land heeft geboekt ten aanzien van de convergentiecriteria. Beide instanties brengen dan verslag uit over hun conclusies. Deze verslagen moeten worden bekrachtigd door de Raad Ecofin, in overleg met het Parlement en de staatshoofden en regeringsleiders. Valt het oordeel gunstig uit, dan kan de invoeringsprocedure van start gaan.